dinsdag 16 april 2013

Ode aan de klassieke 'nummer 10'

De eerste nummer 10 voor wie ik bewust bewondering had, was Jari Litmanen. In de jaren die volgden kwamen Zinedine Zidane, Ronaldinho en ook types als Wesley Sneijder en Rafael van der Vaart daar bij. Spelers met een fluwelen balbehandeling, die 'tussen de linies' kunnen spelen en liever een assist geven dan zelf scoren. Tegenwoordig word ik badend in het zweet wakker van Thomas Müller, Ola Toivonen en Lex Immers. De klassieke nummer 10 is niet meer.
 
Bijna alle trainers zijn bangerikken geworden. Als het even niet loopt, wordt de creatieveling geslachtofferd voor een stofzuiger. Fysieke kracht en loopvermogen zijn de nieuwe eigenschappen die een 'moderne' nummer 10 moet hebben en dat is typerend voor hoe het spel is veranderd met de komst van de steeds grotere commerciële belangen. Zowel Zidane als Ronaldinho, Sneijder en van der Vaart zijn bij de topteams waar zij spelen of speelden, verbannen naar links- of rechtsbuiten. Natuurlijk kunnen zij met hun kwaliteiten ook vanuit deze positie veel gevaar stichten, maar een echte nummer 10 moet in elke aanval betrokken worden, nee, hij moet elke aanval zelf regisseren en daarin gefaciliteerd worden door zijn teamgenoten. Aan de buitenkant zijn deze spelers afhankelijk van de ballen die zij toegespeeld krijgen van de technisch matige vervanger die op hun positie rondloopt en U raad het al, deze zijn op 1 hand te tellen.
 
Natuurlijk mis je in verdedigend opzicht wat vaker een mannetje op het middenveld met de klassieke nummer 10 in het veld, maar een wedstrijd wordt zoveel mooier van de creativiteit en ingevingen van deze meesters en daarbij; komen de mensen niet naar het stadion om vermaakt te worden? Als we naar atletiek wilden kijken, hadden we gewoon thuis kunnen blijven en Studio Sport aan kunnen zetten.
 
De klassieke nummer 10 is lui en oogt onverschillig, maar hij kan met 1 prachtige steekbal het kampioenschap voor je winnen. Dat zie ik een hardloper nog niet doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten